Loyaliteit

Eigenlijk is loyaliteit iets heel moois. Iets heel bijzonders. Zomaar geschonken. Er ingeschapen. Iets, waar een kind niets aan hoeft te doen. Het is er gewoon: loyaliteit, tegenover de ouders.

Het doet me denken aan een trouwe hond. Je kunt hem verwaarlozen. Hardhandig aanpakken. Slaan of schoppen. Maar, zodra je hem weer vriendelijk aankijkt, komt hij weer blij, kwispelend op je af.

Zo mooi, maar ook zo triest!

Een vader kan het zich zo dus permitteren om zijn kinderen jarenlang niet te zien. Ze financieel te verwaarlozen. Ze zelfs zwart te maken tegenover anderen. Maar zodra hij weer eens lief naar ze lacht, komen zijn kinderen weer blij naar hem toe.

Alles lijkt ineens vergeten. Hoe hij de kids harteloos blokkeerde op Whatsapp. Hoe hij op zijn bruiloft zijn vrienden verkoos, bóven zijn eigen dochters. Hoe hij zijn eigen comfort belangrijker vond dan dat van zijn meisjes. Alles vergeten en vergeven.

Loyaliteit. Prachtig! Maar ook iets engs. Zoiets als liefde, die blind maakt. De fouten worden niet gezien. Of wíllen ze niet zien. Vooral genieten van het mooie wat er is. En niet verder kijken.

Het doet me pijn en verward me. Want, als hij ècht zo’n goede vader was, was ik toch nooit bij hem vertrokken?! Als hij echt zo’n zorgzame papa was, hadden we het toch nooit zo zwaar hoeven hebben?! Of zou hij nu werkelijk veranderd zijn? Had ik het dan toch nóg langer vol moeten houden en moeten wachten op deze omslag in zijn leven?

Ik weet het niet. De tijd zal het leren. Elke keer weer. Net als al die voorgaande keren, dat ze weer even contact hadden. Tot hij het weer verbrak.

We wachten af…

Vergeten

Het is één uur ’s nachts. Ik kan niet slapen. Zachtjes ben ik het bed uit gekropen. Jouw wekker staat op vier uur. Misschien vijf uur. Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat je ligt te snurken en ik je niet wakker durf te maken.

Je ligt te snurken! Terwijl het in ons leven stormt. Terwijl alles op de klippen dreigt te lopen. Ons huwelijk op springen staat. Een financiële afgrond ons aanstaart. En jij slaapt.

Ik zou zo graag met je willen praten. Zoeken naar oplossingen, die er misschien helemaal niet zijn. Ik zou mijn zorgen willen delen. Je mijn pijn en angst willen laten zien. Maar je weigert te kijken. Zegt dat het nu niet kan. Dat je je moet concentreren op andere zaken. En je slaapt. Je slaapt overal doorheen.

Ik zou me willen bezatten. Zoveel wijn willen drinken, tot de slaap me overmant. Tot ik verdrink in vergetelheid. Tot ik niet meer weet wat voor een drama zich over ons leven voltrekt.

Ik wil vergeten. Niet meer voelen. Maar het lukt me niet.

Stilte 

Stilte. Ik verlang naar volkomen stilte. En in die stilte, wil ik voelen. Echt voelen. Intens het gevoel binnen laten van pijn, gebrokenheid. Maar ook van liefde.

Het lijkt alsof er geen plaats meer is voor gevoelens. Het leven lijkt meer op een computerspel. Met steeds weer nieuwe hindernissen. Steeds weer een hoger level. Ik spring en buk en kruip er doorheen. Steeds meer punten, met verlies van steeds meer levens. Waar houdt het op? Bij welk level zal het ‘game-over’ zijn?

Ik wil leven. Echt leven. Intens leven. Voelen waar ik mee bezig ben. Niet gedachteloos doorgaan. Me laten overspoelen, met als enig doel het hoofd boven water houden. Ik wil niet stikken. Maar de golven trotseren. Berekenen. Zien rollen. Op me af zien komen. En springen op het juiste moment.

Ik wil op adem komen. Rustig bijkomen, voordat de volgende slag geslagen moet worden. Op kracht komen om het alles weer te kunnen doorstaan. Om te leren. Te triomferen. Mijn neus in de lucht. Een glimlach op mijn gezicht. Het gevoel van moed en dapperheid. Het gevoel van leven!

Ik wil geen robot meer zijn..

33. Praten

‘Ik wil praten,’ fluisterde ik zo hard mogelijk: ‘Niet later, maar nu!’ Het was zaterdagochtend. Uitslaap-ochtend. Maar ik stond, al aangekleed, voor het grote bed en keek hem recht aan. Langzaam hief hij zijn hoofd van het kussen: ‘Hoezo?’ Ik rolde met mijn ogen en betrapte mezelf erop met opgeheven vinger te staan. Alsof ik een zoon toesprak. Snel zette ik mijn hand in mijn zij. ‘Ik ben het zat om alleen maar te praten, als we bij de therapeut zijn. Dat moet nu toch ook gewoon lukken?!’

Eigenlijk is het best lastig. We leven alle dagen met de kids om ons heen. Zijn druk met werken en de boel coördineren. Er is zelden ruimte voor een persoonlijk gesprek. De oudsten liggen laat op bed en de jongsten halen ons zelfs ’s nachts uit onze slaap. Daarbij wil ik de meiden niet onnodig belasten met de spanningen die er tussen ons zijn. Dus worden diepgaande gesprekken vaak vermeden, zodat de sfeer in huis ontspannen blijft.

‘Ik wil gewoon dat je nú mee naar beneden komt.’ De kinderen waren nog stil. Lagen nog te slapen. Deze kans wilde ik benutten. ‘Hou op, joh! Ga gewoon weg!’ was zijn antwoord. Hij liet zijn hoofd weer zakken en draaide zich om. Even voelde ik me uit het veld geslagen. Was ik verbijsterd. Maar toen rechtte ik mijn rug en besloot door te zetten. Het was toch van de zotten dat we thuis deden of er niets aan de hand was, terwijl bij de therapeut ons leven op de kop stond.

Ik legde mijn hand op zijn schouder. ‘Nu!’, herhaalde ik zachtjes, maar dwingend. Hij schudde mijn hand van zich af: ‘Rot gewoon op!’ hoorde ik hem zeggen. Maar zo makkelijk kwam hij niet van me af. Het werd tijd dat hij ook de noodzaak van praten inzag. ‘Weet je, als je nu niet meekomt om te praten, dan mag jíj vertrekken. Oprotten, zoals jij het noemt!’ Het was lastig mijn stem niet te verheffen. ‘Ga zelf lekker weg!’ mompelde hij nog. Maar ik zag dat ik zijn aandacht had getrokken. Langzaam kwam hij overeind. ‘Als we zelfs niet meer kunnen praten, wil ik je nu vragen je tassen te pakken, het huis te verlaten en nooit meer terug te komen!’ siste ik. Toen sloeg hij het dekbed opzij: ‘Oke, waar wil je het over hebben dan?’

Samen liepen we de trap af. Hij nestelde zich op de bank. Zijn benen opgetrokken. Hij had iets weg van een bange hond . Maar ik voelde me geen baas of winnaar. Nog altijd was ik de verliezer. Want dat het zover tussen ons gekomen was, had ik nooit gewild.

‘Ik zie geen meerwaarde meer in het samen-zijn,’ begon ik rustig mijn relaas. ‘Na alles wat er gebeurd is. Na het gesprek bij de therapeut. Ik zie er geen heil meer in. Ik mis de motivatie om mijn schouders er nog onder te zetten. Na wat jij mijn dochter hebt aangedaan, is alles omlijnt door een zwart randje. Hangt er altijd een donkere wolk boven ons bestaan.’Ik wees hem op de afstand die er tussen ons was ontstaan. Zijn lastige positie die hij binnen het gezin had verworven. Maar ook de financiële schulden, die ik door hem had gekregen. En zelfs de zooi in- en rondom het huis, die ik dagelijks van hem tegenkwam. ‘Ik zie alleen nog maar voordelen in een scheiding. Dat zou alles oplossen,’ zei ik tenslotte.

‘En onze meisjes dan?’ vroeg hij timide. Daar had ik al zo vaak over nagedacht. Voor hen wilde ik nog samen doorgaan. Maar als dat niet zou gaan, dan moesten zij er zo min mogelijk onder lijden. ‘Als wij goede afspraken maken, komt het met hen ook wel goed,’ zei ik heldhaftig. Ik had het ze zo graag willen besparen. Twee apart wonende ouders.

‘Ik wil ze dan wel de helft van de tijd. Co-ouderschap, of zoiets,’ gaf hij te kennen. Dat was heel wat anders dan hoe het nu met de oudste meiden ging. Die zagen hun vader nooit. Werden door hem totaal genegeerd. Hoe anders zou het zijn voor de jongste meisjes. Een goede oplossing. Maar ook een lastige. Het zou betekenen dat ik de meisjes de helft van de tijd zou moeten missen. Dat ik er niet altijd zal zijn, als zij mijn naam zullen roepen. Die gedachte deed pijn. Ik voelde mijn ogen branden. Een traan ontsnapte over mijn wang. Mijn mondhoek trilde.

‘Kom maar!’ zei hij en kwam naast me zitten: ‘Je hoeft je niet groot te houden!’ Hij legde een arm om me heen. Ik verstijfde. Wilde de moed niet verliezen, maar doorzetten. ‘Laat maar, ik red me wel.’ Met mijn mouw veegde ik mijn gezicht weer droog. Ik ging rechtop zitten en zuchtte diep om weer op adem te komen.

‘Ik ben blij dat we zo gesproken hebben,’ zei ik later opgelucht. ‘Ook dat miste ik enorm in onze relatie!’ ‘Dan moeten we dat toch veel vaker doen,’ opperde hij. En het leek alsof hij daardoor toch nog een sprankeltje hoop had terug gevonden.

32. Vraagtekens

‘Ik wil met jullie teruggaan naar het moment waarop het misbruik aan het licht kwam,’ stelde de therapeut voorzichtig voor. We zaten in het kleine kamertje. Met z’n drieën, schuin tegenover elkaar en vormden zo een gespreks-driehoek. ‘We beginnen bij jou,’ zei ze, met een knikje mijn richting uit. Ik haalde diep adem. Het woord ‘misbruik’ was al afschuwelijk om te horen. Laat staan om erover te praten.

Ik dacht diep na om woorden te geven aan dat verschrikkelijke moment dat mijn dochter het vertelde: ‘Het was alsof er een koude hand om mijn hart werd gelegd. Alsof mijn keel werd samengeknepen. Maar tegelijk kon ik het ook niet geloven,’ zuchtte ik. ‘Toen het tot me doordrong was het alsof de hele basis, alles waar we op hadden gebouwd, werd weggeslagen. Onder mijn voeten werd plat-gebombardeerd. En ik op de ruïne’s moest leren verder te leven.’

Het was niet de eerste keer dat ik zo’n ervaring had. In mijn eerste huwelijk was ik daar al vaker tegenaan gelopen. Telkens, als ik er weer achter kwam dat de vader van de oudste meisjes helemaal niet zo’n nette jongen bleek te zijn, als ik had vermoed. ‘Ik was misschien inmiddels gewend om door te gaan. Na elke klap die ik te verwerken kreeg, in het verleden, krabbelde ik ook weer op. Strompelde verder. Roeide ik door, met dat wat ik nog over had van de riemen. Zo voelde het toen ook!’

Ik keek opzij en peilde zijn reactie. Ik zag dat zijn ogen rood waren, maar er waren geen tranen. Zwijgend zat hij daar en ik ging verder: ‘Toen bleek ik ook nog eens zwanger! Dat was de druppel. Ik overzag het niet meer. Wist niet meer hoe ik alleen verder moest gaan.’ Ik vertelde over de onmacht die ik voelde. De pijn. Maar ook de onzekerheid over de keuze die ik toen had gemaakt.

‘Hoe is dat voor jou om te horen?’ vroeg de therapeut aan de man rechts van mij. Hij keek verschrikt op. ‘Rot!’ klonk het schuldbewust.

‘De enige reden dat ik nu nog bij je ben, is voor onze kinderen,’ ging ik verder:’En omdat we het fatsoen hebben om normaal met elkaar om te gaan.’ Hij knikte langzaam en mompelde: ‘Dat snap ik.’

‘Voor mij kwam het misbruik als donderslag bij heldere hemel,’ legde ik uit: ‘We hadden het toch goed samen? Ik was dankbaar dat ik je was tegengekomen. Blij dat ik ook eens mocht meemaken wat het is om ‘gelukkig-getrouwd’ te zijn. Ik voelde me een team met je. Samen-één. Maar dat is nu helemaal weg.’

‘Maar hoe kwam het dan tòch zover?’ vroeg de therapeut, met haar blik op hem gericht. Ik zag hoe hij aarzelde. Wiebelde op zijn stoel. Hoe hij de vloerbedekking bestudeerde en toen weer naar mij keek. ‘Ervoer jij jullie huwelijk ook zo, zoals zij het omschreef?’ moedigde de therapeut hem aan om toch wat te zeggen. Ik hield mijn ogen op hem gericht. Keek hem verwachtingsvol aan. Hij zou dit toch ook beamen? Zeggen dat hij er hetzelfde instond als ik.

‘Nee,’ kwam er na lange tijd uit. ‘Nee, ons huwelijk was toen even wat minder.’ Verward keek ik van de één naar de ander. Ik begreep er niets van. Wilde schreeuwen: ‘Hoe kan dat nou?!’ Maar dat was niet volgens de instructies. Ik zou moeten luisteren. Stil zijn. Geduldig wachten op wat komen ging. Ik beet op mijn lip.

‘Nee,’ begon hij zijn relaas: ‘Ik had het idee dat ze me toch niet vertrouwde. Dacht eigenlijk dat het kwam door haar vorige huwelijk. Daarin was ze natuurlijk al behoorlijk beschadigd. En nu merkte ik het ook. Ze stelde me veel vragen. Wilde alles van me weten. Over mijn verleden. Over de tijd dat ik haar nog niet kende,’ hoorde ik hem uitleggen.

Waarom heeft hij me dat nooit gezegd? Dat hij het zo interpreteerde? Dat hij het zag als een kruisverhoor, in plaats van interesse? ‘We hadden toch afgesproken dat we open en eerlijk naar elkaar zouden zijn?!’ interrumpeerde ik hem nu: ‘Dat we alles tegen elkaar zouden zeggen? Dat we geen geheimen voor elkaar zouden hebben? Ja toch?’ Ik kon het niet laten hem doordringend aan te kijken: ‘Voor mij was dat een stukje investeren. Investeren in onze relatie. Omdat we dat zo hadden afgesproken en ik zuinig wilde zijn op wat we hadden. Maar dat is nu ver te zoeken. Ik stel geen vragen meer, omdat het me niets meer kan schelen! Al zou je vreemdgaan. Zolang je maar van mijn kinderen afblijft!’ gooide ik er in een keer uit.

‘Zoo’, was alles wat hij zei. Het klonk ietwat geschrokken en even zette hij grote ogen op. Verder niet. Het bleef ineens doodstil.

In die stilte bedacht ik me, dat hij misschien wel ‘verliefd’ was geweest op mijn dochter. Omdat de relatie met mij, volgens hem, even ‘wat minder’ ging. Zou dat het zijn geweest? Was dat dan de oorzaak? De reden om te doen wat nooit had mogen gebeuren? En hoe was dat dan nu? Nu onze relatie op zo’n laag pitje was komen te staan, dat ons huwelijk alleen nog maar was gebaseerd op het gezamenlijk hebben van twee kleine meisjes?

‘Mensen, het is al kwart over acht. Tijd om af te ronden,’ onderbrak de therapeut de stilte: ‘Er hangt nog een groot vraagteken in de lucht. Maar dat laten we maar even zo. Over twee weken zullen we het weer oppakken.’ Ik knikte gedwee. Het was een groot, onopgelost, vraagteken, ja. Dat hing er en zou er voorlopig blijven.

En eigenlijk was het er al jaren. Maar inmiddels was het nog veel groter dan voorheen.

Gevlucht 

Ik werp me achterover op het grote bed, slaak een diepe zucht en sluit mijn ogen. Ik ben het zat. Zat van de opvoed-perikelen. Zat van het tobben en kniezen. Zat om steeds heen en weer te worden geschud door gedachten en gevoelens. Ik weet het niet meer..

Dan besluit ik om stiekem mijn spullen pakken. Ik gris een setje kleding uit de garderobe. Pak ondergoed uit de la. Een tandenborstel en andere toiletspullen uit de badkamer. Niet veel, maar genoeg om de eerste dagen mee door te komen. Ik prop alles in de bescheiden weekendtas.

Daarna sluip ik de trap af. De tas zet ik even in de hal. In de huiskamer is iedereen verdiept in zijn eigen ding. Het wordt niet opgemerkt dat ik uit de keuken de autosleutels stilletjes van het haakje af pak.

Zachtjes trek ik de voordeur achter me dicht en loop naar de auto. Terwijl ik de motor start, check ik het benzinepeil. De wijzer geeft een volle tank aan. Voorlopig hoef ik niet te tanken.

Bij de pinautomaat in de buurt stap ik even uit. Ik heb cashgeld nodig, om niet getraceerd te kunnen worden. Een paar honderd euro moet voldoende zijn. Duizend vind ik net wat teveel.

Dan geef ik plankgas en rijd richting de snelweg. Ik kies de snelste route naar de grens. Wil zo snel mogelijk het buitenland bereiken. Een andere omgeving zien. Waar de heuvels door bergen worden vervangen.

Ik heb geen idee waar de reis heen zal gaan. Ik laat me verrassen. Ik zet de muziek voluit en zing keihard mee. Mijn hoofd knikt mee op de maat van de drum. Mijn vingers tikken op het stuur. Het is mijn feestje. Niemand die me ziet of hoort.

Zo’n vierhonderd kilometer verderop stop ik bij een groot parkeerterrein langs de kant van de Autobahn. Ik stap uit om even mijn benen te kunnen strekken. Ik kijk om me heen en zie dat het al schemerig begint te worden. Ik zou mijn weg verder binnendoor moeten vervolgen, om op zoek te gaan naar een bordje met ‘zimmer frei.’

De weg kronkelt tussen de bergen door. Beboste toppen en groene dalen glijden aan mijn zicht voorbij. Het duurt even voordat de eerste huizen opdoemen. Maar dan rijd ik toch een centrum in van een, voor mij, onbekend dorp. Ik minder vaart om de borden te kunnen lezen. En er zijn kamers vrij! Ik rijd zo drie bordjes voorbij, voor ik durf te stoppen.

Ik parkeer mijn auto langs de weg en gooi de tas over mijn schouder. Zou ik zomaar naar binnen kunnen lopen? Me verstaanbaar kunnen maken? Zou het betrouwbaar zijn? Voorzichtig zoek ik naar de ingang van het grauwe huis. Een verweerd bordje, bij het gietijzeren hek, vertelt me dat ik achterom moet lopen. Zou ik al opgemerkt zijn? Of zou ik nog terug kunnen? Terugrijden naar huis, waar ze me nu toch wel eens moeten gaan missen.

Dan kijk ik vluchtig op het scherm van mijn mobiel. Drie gemiste oproepen. Vier app-berichten. Het is duidelijk. Ik ben onmisbaar. Ik moet weer door!

‘Mam, waar ben je?’ hoor ik beneden roepen.

Ik had graag nog beleefd hoe het daarbinnen was. Daar, in dat grauwe huis, met het verweerde bord. Ik had graag nog ervaren hoe het was om alléén te zijn. Daar, in de lege kamer in het onbekende dorp. Maar het zou moeten wachten. Wachten tot een volgende kans om me even terug te trekken op mijn eigen kamer.

Ik open mijn ogen en sta zuchtend op. ‘Hier ben ik!’ roep ik naar beneden en daal langzaam de trap weer af.

30. Biecht

Mijn hart bonkte. Mijn adem stokte. Mijn vingers trilden. Het was lastig de juiste toetsen te raken. Maar toch wilde ik zijn appje beantwoorden. Hem deelgenoot maken. Mijn verhaal doen. Hem uitleggen waarom mijn leven er veel minder rooskleurig uitzag dan hij vermoedde.

Tenslotte belde hij. ‘Meidje, toch! Wat een verhaal!’ Hij was hoorbaar geschokt. Ik zuchtte. ‘Tja’, was alles wat ik zeggen kon. We gingen beiden totaal voorbij aan het feit dat we elkaar, voor het eerst sinds járen, weer telefonisch spraken. We pakten de draad gewoon weer op.

‘Als ik iets voor je doen kan, moet je het maar zeggen,’ bood hij bezorgd aan. Maar wat zou hij kunnen doen? Ik wist het niet. Alleen naar me luisteren was al fijn.

We besloten dat we contact zouden houden. Dat ik hem op de hoogte zou houden. Maar eigenlijk leek dat al vanzelfsprekend. Daar hoefden we helemaal geen afspraak over te maken.

Na het gesprek drong het langzaam tot me door. Ik had weer contact met mijn grote liefde van vroeger! Het voelde weer net zo vertrouwd als voorheen. Het was alsof de tijd zich herhaalde. Voor ik het wist leefde ik weer met een groot geheim.

Maar ik besloot het dit keer anders aan te pakken. Ik had geen zin weer te moeten leven met dezelfde spanning die ik destijds ook altijd had gevoeld. Bang dat het ontdekt zou worden. Dit keer zou ik meteen open kaart spelen. Meteen de verantwoordelijkheid nemen.

‘Weet je wie ik heb gesproken?’ gooide ik er zomaar op een avond uit. Natuurlijk vond ik het eng. Het stond nog vers in mijn geheugen hoe deze zelfde situatie ooit had uitgepakt. Dat de vader van de oudste meisjes na mijn ‘biecht’ tegen me begon te schreeuwen. Te tieren. Direct naar de telefoon rende om het geheim zo snel mogelijk naar buiten te brengen.

‘Wie dan?’ vroeg de vader van de jongste twee nieuwsgierig. ‘Raad maar!’ stelde ik mijn antwoord nog even uit. Want eigenlijk durfde ik niet zo goed. Zou hij ook boos worden? Gaan gillen?’Geen idee,’ gaf hij toe. Hij kon het ook niet weten. Het zou iedereen kunnen zijn.

Ik haalde diep adem en noemde toen vluchtig de naam van mijn vroegere liefde. Daarna bleef ik stil en zette me schrap voor wat komen ging.

‘Oh, bijzonder!’ zei hij toen: ‘Hoe was dat?’ Ik probeerde net zo koel te blijven als hij. Wilde er niet al te enthousiast over doen. Mijn gezicht zegt meestal al boekdelen. Ik probeerde verwoed de brede glimlach te onderdrukken. ‘Het was best prettig!’

‘Oke’, zei hij en ging over tot de orde van de dag. Hij begon niet te schelden. Werd niet boos. Ging niet tekeer. Bleef er gewoon rustig onder. Had hij er misschien zelfs wel begrip voor?

‘Ik begrijp het wel,’ kwam hij er later toch nog op terug. Weer verraste het me. Dus zo kon het ook! ‘Het is best logisch,’ deed hij er nog een schepje bovenop. Ik keek hem verwonderd aan. ‘En weet je..’ ging hij ongestoord verder: ‘Je moet het helemaal zelf weten. Ik wil jullie niet, zoals al die anderen, ook het contact verbieden.’ ‘Meen je dit nou?’ Hij glimlachte. Zijn ogen zagen waterig, alsof onze situatie zelfs hèm emotioneel raakte.

‘Maar vind je het niet erg dan?’ kon ik niet laten te vragen. Hij keek me recht aan en schudde zijn hoofd: ‘Je hoeft me zelfs niet te vertellen wat jullie allemaal bespreken. Jij hebt hier recht op. Ik vind het goed.’

29. Geen zin meer

Eigenlijk was ik gewoon ‘therapie-moe’. Had ik helemaal geen zin om weer in gesprek te gaan met een vreemde. Mijn verhaal te doen. Het vòlgende verhaal! Alsof het nooit eens ophield met al die drama’s.

Jarenlang had ik gesprekken gehad om mijn vorige huwelijk te redden. Zonder resultaat. Het was keihard op de klippen stuk geslagen. En dan zou ik nu weer over alle ellende van een volgend huwelijk moeten beginnen?

Ik had gewoon zin in rust. In harmonie in het gezin. Veiligheid voor de kinderen. Wilde een gelukkige jeugd voor hen. Tenminste.. voor de rest van hun jeugd. Want hun jonge jaren waren al verziekt.

Ik had geen zin in relatie-therapie. Wat was het nut daarvan? Er was een onherstelbare breuk geslagen. Wilde ik dat dan nog proberen te lijmen?

Wat zou me nog bij hem houden? Was het omdat ik ooit gedacht had nu wèl de juiste persoon te hebben gevonden? Of omdat ik eindelijk had ervaren hoe het ook anders kon in een huwelijk? Hoe het was om samen een team te zijn. Maatjes. Een eenheid. Samen de zorg voor de kinderen en voor het inkomen te dragen.

Hah, dat was dus allemaal een valse illusie gebleken! De financiën waren schrijnend. Ik had er nog nooit zo triest voorgestaan. En wat de meisjes betrof was wel gebleken hoe ‘goed’ hij voor hun heeft gezorgd. De veiligheid in huis was ver te zoeken.

Maar moest ik nu dan weer overnieuw beginnen? Een eind achter de relatie zetten? Weer alléén verder gaan, met twee kleine meisjes extra en daarbij ook nog een schuld op mijn schouders? Het was al zo zwaar toen ik mijn vorige relatie verbrak. Loodzwaar! Keihard werken om rond te komen. Alleen voor de meisjes zorgen. Proberen vader en moeder tegelijk te zijn..

Wat voelde ik me gezegend toen hij in ons leven kwam. Toen ik zag hoe de meisjes hem accepteerden als een vader. Hoe ze weer mannen-dingen meemaakten. Klussen in het huis. Fietsen die gerepareerd werden. Een consequente-mannen-opvoeding. Het was er weer allemaal!

Wilde ik daar nu weer een eind aan maken? Radicaal, zonder enige moeite voor herstel?

Toch zijn we er met z’n allen volop ingegaan. Mijn grootste wens is dat mijn dochter geholpen zal zijn met de EMDR-sessies. De vader van de kleintjes is in dader-therapie gegaan. Ik hoop dat hij zo inzicht zal krijgen in het leed dat hij haar en het hele gezin heeft aangedaan.

Zelf heb ik zo nu en dan gesprekken met een therapeut. Gewoon iemand die met me meedenkt over hoe het nu verder moet.

Op hoop van zegen.

27. Vergeven

Het was geen nieuws. De naam van mijn vroegere liefde was een begrip geworden. Iedereen kende zijn naam en wist van onze geschiedenis.

De meisjes vonden het spannend als ik over hem vertelde. Vonden het ook wel ‘zielig’ dat we zo uit elkaar waren gehaald. Waren enorm nieuwsgierig naar hoe hij er nú uit zou zien. Maar het leek als een ‘vorig leven’. De liefde van toen had geen plaats meer in ons bestaan van vandaag.

Hoe vaak heb ik niet geroepen dat ‘ze’ me nooit bij hem weg hadden mogen halen. Dat het niet eerlijk was. Dat ze hadden gelogen, toen mij werd gezegd dat ik na hem een veel betere man zou treffen.

Zelfs mijn ouders heb ik er mee geconfronteerd, net na mijn scheiding van de vader van de oudste twee. ‘Was dit hem nou, die betere man?!’ daagde ik hen uit: ‘Ik durf te wedden dat ik het veel beter zou hebben gehad, als ik nog bij mijn jeugdliefde was gebleven.’ Mijn moeder kroop dan in haar schulp. Schuldbewust, leek het wel. Mijn vader hield zich stil. Vertoonde geen enkele emotie.

Totdat hij ziek werd. Ernstig ziek. Ik zie hem nog zitten. Tegenover me, op zijn hoge stoel. In zijn pyjama. Een bleek gezicht. Zijn grauwe handen op zijn schoot gevouwen. Ik zag hoe broos hij was geworden. Maar we hadden het goed samen. Nog nooit hadden we zoveel gedeeld met elkaar.

Die middag praatten we over de vader van mijn twee meisjes. Zijn gedrag was weer eens onuitstaanbaar. Wilde niets en nergens aan mee werken. Alleen maar dwars zitten. Het frustreerde mijn vader dat hij hier geen verandering in aan kon brengen.

En toen -ineens- kwam zijn opmerking. Zomaar tussendoor: ‘Ik heb nog altijd spijt dat ik je destijds..’ Meteen hing ik aan zijn lippen. Hield mijn ogen strak op zijn mond gericht. Ik wilde niets van deze zin missen. Hij zou het eindelijk gaan zeggen!

‘Je moet nu echt even gaan rusten, hoor!’ gebood mijn moeder er zomaar tussendoor. Mijn vader keek verstoord naar haar op en haalde zijn schouders op. Daarna keek hij mij weer aan, maar leek de draad kwijt te zijn.

‘Kom op, pa! Zeg het!’ wilde ik gillen. Het liefst had ik hem bij beide schouders gepakt. Maar in plaats daarvan staarde ik hem nog altijd zwijgend aan en zat ik als verstijft op mijn stoel. Wachtend… op niets.

Langzaam verslapten mijn schouders. Ik boog mijn hoofd en volgde stilletjes hoe mijn vader richting zijn bed werd geholpen. Diep teleurgesteld bleef ik achter. Mijn moeder had zomaar de meest belangrijke zin in mijn leven bruut afgebroken!

Niet lang daarna stierf mijn vader. Nooit had hij de kans meer om zijn zin nog af te maken. Maar ik had genoeg aan de helft ervan. In mijn hoofd had ik allang aangevuld wat hij wilde gaan zeggen. ‘Ik heb nog altijd spijt dat ik je destijds.. bij je grote liefde heb weggehouden!’ Dat was het! Dat wilde hij zeggen. Dat was alles, maar voor mij van zo’n ongelooflijk grote betekenis.

Eindelijk kon ik mijn ouders vergeven. Zij konden ook niet weten hoe mijn leven erna eruit zou zien. Ze hadden vast het beste met me voor gehad. En papa had nu spijt. Spijt van deze grote fout.

Bedankt, pa. Ik vergeef het wel.

 

26. Bericht

Ik tuurde naar de letters op het scherm van mijn telefoon: ‘Ha, meidje, hoe gaat het? Al zo’n tijd niets van je gehoord! Ik kan wel merken dat ik meer aan jou denk dan jij aan mij..’ Ik zuchtte diep en voelde me schuldig. Toen kwam de volgende regel binnen: ‘Nou ja, het zal wel een goed teken zijn. Ik ben blij dat je weer gelukkig bent!’ De afzender deed mijn hart direct sneller kloppen.

Mijn grote liefde van vroeger!

Hij bleek mijn nummer nog te hebben. Ja, en ik had het zijne ook bewaard. Ooit had ik het gewist, omdat ik dacht het nooit meer nodig te hebben. En stiekem wist ik dat het ook in mijn hoofd lag opgeslagen. Maar toen de tijd verstreek werd ik bang het daar te verliezen. En zette ik het weer terug tussen mijn contacten.

En nu was daar ineens dat bericht. Terwijl ik op de puinhopen van het leven zat. Terwijl ik dagelijks liep te piekeren over hoe het nu verder moest en nachten wakker lag over de ellende dat dit huwelijk me had gebracht. Terwijl ik enorm spijt had dat ik toch weer getrouwd was, dacht hij dat ik gelukkig was. Dat ik hem vergeten was. Nooit meer aan hem dacht. Oh, was het maar zo!

Ooit had ik gedacht hem voorgoed achter me te kunnen laten. Hoopte ik dat hij zou vervagen tot enkel een mooie herinnering. Maar nu was hij weer daar. Hij had aan me gedacht. Had de moeite genomen om me toch nog een bericht te sturen. Hij was er nog en nam meteen weer plaats in mijn hart.

Wat moest ik doen? Hem terug berichten? Zeggen dat het goed met me ging? Vertellen dat ik inmiddels gezegend was met nog twee kleine meisjes? Hem doen geloven dat hij gelijk had? Nee, dit was mijn kans om eens eerlijk te zijn. Om de schone schijn eens níet te hoeven ophouden, maar te kunnen práten. Tenminste.. als hij daar open voor zou staan.

Ik besloot het er op te wagen: ‘Inderdaad een tijd geleden. Maar vergeten ben ik je nooit, hoor! Ik hoop in elk geval dat jij gelukkiger bent dan ik..’